Op 30 januari is de Duitse Feldwebel Bamberger van de medische dienst op de Verspronckweg in Haarlem in de rug doodgeschoten. Volgens sommigen uit jaloerse liefdesperikelen door een andere Duitser, maar volgens de officiële bekendmaking door joodscommunistische elementen.
Als represaille worden er in de nacht van 31 januari op 1 februari honderdtwee Haarlemse burgers gearresteerd. Op zondagavond 31 januari wordt Heerbanleiter, de Nederlandse WA-er Jan Nederkoorn, commandant der WA, opgeroepen naar het politiebureau aan de Smedestraat te Haarlem te komen.
In de Algemene Surveillancekamer zijn aanwezig de OD-ers Joachim Walther (Oberassistent Sicherheitspolizei), Ernst Wehmer (speciaal belast met communistische aangelegenheden) en Hermann Neumeijer (Untersturmfuher, Leiter der Abteilung Wehrmacht-executive beim Sicherheitsdienst). Ze stellen namenlijsten samen van prominente Haarlemse burgers om die te kunnen arresteren en te gijzelen. En maken ook een lijstje op van wie gefusilleerd zou moeten worden.
De arrestaties in Velsen op 22 januari 1943
In de vroege ochtend van 22 januari 1943 worden in Velsen 10 mannen gearresteerd. Uit het politiedossier van 4 februari 1943 ondertekend door waarnemend Commissaris van politie te Velsen, H. Tuinstra, zijn de 10 gearresteerd ter zake van communistische activiteiten op verzoek van Sicherheits Polizei en overgebracht naar Amsterdam.
Tussen ’s nachts 2 uur en 6 uur worden achtereenvolgens binnengebracht op politiebureau Tiberiusplein: Dallinga, Weij, Maarsschalkerweerd, Kuijper, Bijmholt, Buding, Visser, Sieraad, Strengholt en Warmenhoven. De arrestaties zijn uitgevoerd door politiemensen Baart, Groot, Kuntkes en Noorman. Later blijkt dat Buding is vrijgelaten.
Dagboek familiearchief Weij: “In de nacht van donderdag 21 op vrijdag 22 januari 1943 wordt er thuis vroeg in de nacht gebeld. Aan de voordeur staan twee Nederlandse politieagenten – Kuntkes en Baart ‘vrienden bij de politie’. Ongevraagd lopen ze door naar de achterdeur waar twee gewapende Duitse soldaten binnenkomen. Vader Piet wordt gearresteerd. Dezelfde ochtend ontvangen we van hem een uit de politiecel gesmokkeld briefje. Hij heeft het om een uur of zes zelf geschreven. Hij zit met drie man in een cel waaronder Strengholt. Er is sprake dat zij naar Amsterdam worden overgebracht.”
Vrijdagochtend 22 januari 1943 worden de arrestanten in een politiebus – vergezeld van Velsense politieagenten o.a. Haak en onder leiding van Arend Kuntkes – naar de Euterpestraat in Amsterdam gebracht. Piet Weij stelt tijdens de rit naar Amsterdam voor om gezamenlijk onder te duiken. Hij weet wel adressen waar ze tot het eind van de oorlog veilig zitten.
Hij beargumenteert zijn voorstel dat ‘IJmuidense jongens’ elkaar toch niet aan de Nazi’s overleveren. Dat ze vrouw en kinderen hebben. En dat ze alles doen in het belang van het eigen land. Het voorstel wordt ruw door de politiemensen afgewezen met de opmerking dat juist zij hun plicht doen in het belang van het land. Bij binnenkomst in de Euterpestraat meldt de Velsense rechercheur Arend Kuntkes zich bij commandant met ‘Heil Hitler’ en levert de arrestanten een voor een bij naam opnoemend af.
Zij worden niet verhoord, maar ’s avonds om 6 uur overgebracht naar de gevangenis aan de Weteringschans. De dagen verstrijken. “Op 1 februari ’s morgen ontvangen we bericht dat er schone kleren gebracht kunnen worden. Er is sprake van een zekere opluchting omdat er tenminste een levensteken is vernomen.”
Dezelfde avond 1 februari worden om 9 uur Strengholt, Warmenhoven en Weij uit hun cel op de Weteringschans gehaald en op transport gesteld naar Haarlem. Zij worden overgebracht naar de Strafgevangenis in Haarlem waar een honderdtal gearresteerde burgers uit Haarlem zich reeds in een ruimte bevinden.
Uit het dagboek van 2 februari 1943: “Vanmiddag komt plotseling een verschrikte Oom Cor ons huis binnen lopen en roept: ‘Hebben jullie de krant al gelezen? Piet is dood!’ Hij legt de middag krant voor ons op tafel en we lezen de bekendmaking. Pap gefusilleerd. Op slag ben ik geen kind meer en treed ik de wereld van de volwassenen binnen. Mijn moeder gaat zitten en ik sta uren naast haar als het huis vol loopt met familie en bekenden. Niet buiten spelen of voetballen op straat. Nu moet ik bij haar blijven. We krijgen bevel ons huis en de gemeente te verlaten. Waar naar toe en hoe wordt niet verteld.”
De arrestaties van de Haarlemmers op 31 januari 1943
Voor Duitsers geldt dat voor iedere Duits slachtoffer er als represaille 10 Nederlandse burgers zullen worden doodgeschoten. In de loop van de nacht wordt Haarlem opgeschrikt door rondrijdende overvalwagens en worden honderd burgers van huis gehaald en samengebracht in de turnzaal van de Smedestraat. Nederkoorn verklaart na de oorlog dat er een drietal Duitse militairen aanwezig zijn op bureau aan de Smedestraat.
De WA-er Krist is aanwezig. De WA-er Slot ook. Hij zorgt voor koffie en brood. Krist noemt de namen en Nederkoorn zoekt de adressen op. Een telefoonboek en een blocnote tussen hen in. Het gezelschap zit aan een lange tafel.
De NSB-burgemeester Plekker is ook voor kortere of langere tijd op het Bureau aanwezig. Tijdens het verhoor van Nederkoorn na de oorlog verklaart hij dat er namens Plekker een lijst met de namen van de Haarlemse Joodse Raad werd binnengebracht waarop de namen van: opperrabbijn Philip Frank, de voorzitter Nederlands Israëlitisch Gemeente Haarlem Barend Chapon en de advocaat Mr. H.O. Drilsma.
Bij kleine groepjes worden de arrestanten binnengebracht en geregistreerd. Bij binnenkomst houdt opperrabbijn Frank zijn hoed op. Hij krijgt een draai om zijn oren en moet met zijn armen omhoog lange tijd met zijn gezicht tegen de muur staan.
Arrestatie Haarlem… de afscheidsbrieven
Later in de avond van 1 februari worden drie uit Amsterdam afkomstige gevangen – Strengholt, Warmenhoven, Weij – binnengebracht. Rond middernacht komt een hoge Grüne met zijn gevolg de ruimte binnen en in zijn handen een lijst… Hij roept tien namen… De tien worden naar een kamertje op de eerste verdieping gebracht. Zij moeten zich in een rij voor een bureau opstellen. Achter het bureau zit een hoge Duitse officier.
De Duitser opent een tas en haalt er een papier uit. Hij leest voor: “Auf Anordnung des Reichskmmissar, beziehungsweise der hohere SS-und Polizeifuhrer, werden sie als Repraillemassnahmen fur den Hinterruckenmort auf einen Deutschen Offzier morgenfruh erschossen.”
Zij zullen dus als gijzelaar de volgende morgen als represaille voor de gedode Duitse soldaat worden doodgeschoten. Met ongeloof en angst kijken de mannen elkaar aan. Enkelen protesteren, in paniek en wanhopig.
Om zeker te zijn dat iedereen het goed heeft begrepen vraagt de Duitser iemand de tekst te vertalen. Een van hen werpt zich op om dit te doen. Tot slot zegt de Duitser: “Ich weiss Sie sind nicht schuldig, aber hier muss ein Beispiel gestellt werden.”
De SD-er doet opnieuw een greep in zijn tas en geeft hen een stapeltje lege vellen om hun afscheidsbrief te schrijven. Even later komt een cipier de overigen vragen om als laatste geste hun rookwaar voor deze tien af te staan. De anderen begrijpen bij intuïtie wat er gaat gebeuren.
De tien schrijven hun afscheidsbrief.
Piet Weij adresseert zijn brief aan zijn vrouw: de Weduwe P. Weij. Hij schets de gang van zaken vanaf zijn arrestatie en roept zijn broers op zijn vrouw en zoon verder te helpen. Een deel van de brief is weggeknipt door de censuur. Hij neemt afscheid met o.a. “Tot heden zijn wij niet verhoord… Leef verder met andere eerlijke menschen… Beter onschuldig dood dan te leven met leugen… Ik ga met opgeheven kop. Vaarwel”
Warmenhoven schrijft in een zeer persoonlijke brief aan zijn vrouw Coba hoe hij gehoopt had samen met haar de kinderen te kunnen opvoeden. Hij vertelt dat er moedigen en niet-moedigen zijn onder de tien.
Rolf Strengholt schrijft aan zijn vrouw Annie en dochter Erna en beschrijft dat allen op dat moment zeer rustig en sterk zijn. “Mijn lot is eervol en je kan iedereen recht in de oogen kijken.”
Op weg naar het vuurpeloton…
De drie joodse gijzelaars gaan met elkaar in een hoekje staan. Frank troost zijn broeders met de overtuiging dat het nazisme uiteindelijk overwonnen zal worden en dat de Duitsers zo klein zijn en onbeduidend, maar het joodse geloof zo taai is. Om 3 uur in de nacht wordt een van de tien uit de kamer op de gang geroepen en gevraagd of zijn broer is gefusilleerd. Hij antwoordt bevestigend en wordt vervangen door een ander. De angst onder anderen neemt toe nu zij opnieuw geconfronteerd worden met de dood. “Onze laatste uren sluiten we af met discussiëren”, schrijft Iwan Zwanebeek in zijn afscheidsbrief.
Kort na middernacht komt er een telefoontje van de Duitsers bij de begrafenisondernemer Lucas Aalders uit de Generaal Cronjestraat binnen met de mededeling dat ze hem komen ophalen. Hij wordt gebracht naar de doodkistenmaker Hietbrink aan de Leidsevaart. Er zijn tien kisten besteld die hij met het benodigde personeel om 8.30 bij Hotel Duin en Daal in Bloemendaal moet afleveren. Daar logeert een afdeling van de Ordnungspolizei uit Amsterdam, onder commando van Johann Josef Wagner. Het bataljon telt 72 man is daar gehuisvest van 31 januari tot 15 maart 1943.
Om 7 uur in de morgen van 2 februari komen Chapon, Drilsma, Frank, Zwanenbeek, Reumann, De la Rie, Lebbe, Warmenhoven, Weij en Strengholt ieder geboeid aan een ‘Grüne’ de trap in de strafgevangenis af. Philip Frank, de opperrabbijn, moet achteruit lopend de wenteltrap af. Dat gaat niet snel genoeg en er wordt geschopt en geslagen. Ze lopen niet als gebroken mensen. Met opgeheven kop komen ze naar buiten.
In twee groepen gaan de overige gevangenen langs de kant in de houding staan met hun hoed in de hand. Een laatste eerbetoon. Het enige gebaar wat nog mogelijk is. Sommigen kunnen hun emoties niet de baas en zakken ineen. In twee groepjes van vijf worden ze naar buiten geleid en in een legerwagen gezet. Ze rijden naar het Kopje van Bloemendaal. Het is net licht geworden op deze winterochtend. Ze moeten een duin in lopen. Ze bereiken een dal. Er zijn ook Duitse soldaten. Over hun schouders dragen zij geweren. Er staan vijf palen. Vijf mannen worden er aan vastgebonden. De andere vijf worden meegevoerd naar een nabijgelegen dal. Ook vijf palen.
De gevangen wordt gevraagd of ze een blinddoek voor willen. Ze weigeren en wachten af…
De crematie op Westerveld
De begrafenisondernemer Aalders en zijn personeel worden naar de Karmeltrap bij het Kopje van Bloemendaal gebracht en moeten wachten. Ze horen vuursalvo’s vanuit de duinen en even later komt een detachement van dertig Duitse soldaten terug gemarcheerd. Aalders krijgt opdracht de kisten de duinen in te brengen. Hij ziet aan vijf palen vijf mannen hangen en even verderop nog vijf. Ze zijn dood en hebben schotwonden in het hoofd.
Het begrafenispersoneel krijgt opdracht om de doden los te maken en in de kisten te leggen. Ze weigeren ‘omdat het ons werk niet is’. De Duitsers doen het zelf. De begrafenisondernemer schroeft de kisten zelf dicht en herkent Frank en Drilsma. De overigen kent hij niet. De kisten worden in de verhuiswagen geladen en een werknemer van de begrafenisondernemer rijdt deze naar Westerveld.
Onder leiding van een Duitse officier worden de tien lichamen naar Westerveld gebracht. Door de Duitse officier wordt opdracht tot ‘verasching’ gegeven. Directeur J. Van Dijck tekent voor akkoord. De ovens worden om 9.00 uur aangestoken met een aanvangstemperatuur van 200 graden. De crematie begint om 9.00 uren en duurt de hele dag. De gewenste temperatuur is 900 graden. Het lichaam van Piet Weij wordt verbrand tussen 15.10 en 16.50. De asurnen van alle tien worden om 17.15 uur door de Duitse militair in ontvangst genomen. Hij tekent voor ontvangst. De 10 urnen hebben de nummers 14086 – 14095.
De middagbladen zijn inmiddels verschenen en de bevolking heeft van de executies kennis genomen. Ook de nabestaanden moeten uit de middageditie van de krant vernemen dat hun man en vader die ochtend is doodgeschoten.
Het hoofdartikel van de Haarlemsche Courant spreekt de volgende dag over een harde maar te rechtvaardigen maatregel en vraagt medelijden te hebben met de arme Duitse familie voor het verlies van hun dierbare op laffe wijze vermoorde zoon die zijn plicht in dat verre Nederland deed.
Wie betaalde de crematiekosten?
Op 3 februari 1943 stuurt directeur J. van Dijck van Westerveld tien facturen van fl. 127,50 elk voor de kosten van crematie aan de Leut. Bolt van de Sicherheitsdienst in Haarlem. Begrafenisondernemer Aalders stuurt geen rekening. De kosten van de kisten zijn door de Hietbrink afzonderlijk in rekening gebracht.
Op 8 maart 1943 ontvangt het Gemeentebestuur van Velsen van het college van Haarlem het verzoek een deel van de kosten te vergoeden van de begrafenisondernemer en het crematorium omdat onder de tien terechtgestelde burgers drie inwoners van Velsen, te weten Strengholt, Warmenhoven en Weij bevonden. Totaal te vergoeden kosten 3/10 van fl. 1536,50 oftewel fl. 460,95 en overmaken op rekeningnummer 13556 van de Ontvanger. Het Gemeentebestuur van Velsen protesteert hiertegen en stelt dat de Duitse bezetters dit moeten betalen. Op 29 maart antwoordt Haarlem aan Velsen dat in overleg met de Commissaris van de provincie Velsen verplicht is deze kosten te betalen.
Bronnen:
- Haarlemsche Courant, 2 februari 1943
- Haarlems Dagblad, 31 januari 1953
Met toestemming overgenomen van Cees Weij / www.velseraffaire.nl