Begin 1939 treed Jan Bonekamp in dienst bij het staalbedrijf Hoogovens in IJmuiden. Hij werkte er als losarbeider en chauffeur en is lid van de Centrale Bond van Transportarbeiders. Al kort na de Duitse inval is Jan actief in het verzet op en rond Hoogovens. Hij verspreidt illegale kranten en pamfletten en haalt geld op voor het solidariteitsfonds voor onderduikers en het illegale werk. Na de April-meistaking 1943 duikt hij onder en gaat op in het gewapend verzet. Hij heeft na die tijd niet meer gewerkt.
Op 5 mei 1948 werd vlakbij de hoofdingang aan de Wenkebachstraat het oorlogsmonument Hoogovens–Mekog–Cemij onthuld, ter nagedachtenis aan de 69 in de oorlog gesneuvelde arbeiders bij de drie bedrijven. Op het monument staan 69 namen van in de oorlog omgekomen arbeiders, waaronder Jan Bonekamp. Maar ook de communisten Nico van Nieuwkoop, Johan Mol en Jacob Wijker.
Het Jan Brasserplantsoen
Net als Jan Bonekamp duikt Jan Brasser na de April-meistaking 1943 onder en heeft niet meer bij Hoogovens gewerkt. Na de bevrijding vervulde Jan Brasser nog twee jaar zijn plicht bij de Politieke Recherche Afdeling, met als doel het opsporen van en onderzoek doen naar ‘foute elementen’ in de Nederlandse samenleving gedurende de Duitse bezetting.
In 1947 meld hij zich weer voor werk bij Hoogovens. Ondanks toezeggingen en afspraken mocht Jan Brasser niet terugkeren. Als communist is hij niet welkom. In de jaren vijftig en tachtig is tevergeefs geprobeerd door vakbonden en oud-collega’s om eerherstel te krijgen. In september 2020 werd door FNV Metaal opnieuw een verzoek gedaan aan de directie van het staalbedrijf. In januari 2021 werd bekend dat na overleg met familie is besloten het plantsoen waarop het oorlogsmonument is gelegen te vernoemen naar Jan Brasser. Ook zal het Verzetsmuseum Amsterdam in opdracht van het staalbedrijf een boek uitgeven over Jan Brasser.