Willem Ritman begon zijn carrière bij de politie in 1930. In 1934 werd hij lid van de NSB, tot aan het moment dat het ambtenaren werd verboden lid te zijn. Na de bezetting trad hij opnieuw toe. De Duitse bezetting versnelde voor Ritman zijn carrière bij de politie. In drie jaar tijd gaat hij er vier keer in rang op vooruit.
In mei 1942 werd hij benoemd tot hoofd van de recherche in Velsen. Dat gaf hem de middelen om de strijd tegen de tegenstanders van de ‘nieuwe orde’ op te voeren. Vooral als er jacht gemaakt werd op communisten werd Ritman bijzonder ijverig in de uitoefening van zijn werk.
Arrestatie van communisten
Op 21 januari 1943 ’s avonds laat krijgt de NSB-burgemeester van Velsen Tjeerd van der Weide bezoek van medewerkers van de Sicherheitsdienst. Zij zijn gekomen om met nachtelijke arrestaties een aantal communisten op te pakken. Ze hebben een lijst met namen bij zich.
Onder andere Ritman wordt door de NSB-burgemeester opgetrommeld om te assisteren bij de arrestaties. Samen bewerken zij de door de Duitsers meegebrachte lijst en selecteren zij de namen van de ‘belangrijkste’ communisten in hun gemeente. In vier ploegen gaat de SD, bijgestaan door de Velsense politie, de adressen langs. Die nacht brengen ze tien mannen op.
Ritman drong er laat in de nacht zelfs nog op aan om Simon Warmenhoven op te pakken, toen de Duitsers er eigenlijk al genoeg van handen. Enkele maanden later pakt hij ook Adriaan van Woensel op, die zich in januari aan arrestatie had weten te onttrekken.
Vanaf mei 1943 werd Ritmans recherche afdeling uitgebreid en ingericht als ‘politieke recherche’. Ritman verzamelt een groep fanatieke NSB-ers om zich heen die opereren vanuit ‘Kamer 21’ op het hoofdbureau aan het Tiberiusplein. Vanaf 1943 nemen Ritman en de zijnen zelfs de politieke arrestaties in Beverwijk voor hun rekening, omdat de Beverwijkse politie door de Duitsers als onbetrouwbaar werd geacht.
Het verzet
Om die reden werd de liquidatie van Ritman een dringende zaak. Jan Brasser noemt hem een ‘slavenhaler’: “Er was van hem bekend, dat ie veel vernietigend werk had gedaan ten aanzien van goeie Nederlanders, ook onderduikers. Wij hadden inlichtingen dat ie met ‘verlinkers’ werkte. Dat waren provocateurs. Ze gingen de boeren af om voedsel; ze keken dan meteen of er onderduikers bij die boeren gehuisvest waren.”
De politieke recherche van Ritman was in de wijde omtrek gevreesd. De reputatie van Ritman was ook bij Jan Bonekamp bekend. Jan Brasser: “Hij was enorm gebeten op die Ritman. Hij was zelf al diverse malen bezig geweest om ‘m neer te leggen. Maar er had zich nog steeds geen goeie gelegenheid voorgedaan.
Ritman woonde in Velsen-Noord en ging iedere dag van Velsen-Noord naar IJmuiden met de trein of ook wel op de fiets. Ik moest Jan wel wat afremmen, want die wou dan al te onbesuisd te werk gaan.
Hij vond dat ‘t te lang duurde en dat Ritman te veel slachtoffers maakte. Eventueel wilde hij Ritman wel in z’n huis neerschieten. Uiteindelijk kregen we een seintje van één van de politie van Velsen, een contact van Jan.”
Ritman liep achter in zijn papierwerk en had laten vallen de hele week op het bureau te werken en ’s avonds naar huis te gaan.
De liquidatie
Op donderdag 6 april 1944 gaat de ploeg van Jan Brasser over tot actie. De groep leent een gestolen Wehrmacht-auto met valse kentekenplaten van een Heilooër verzetsgroep. Niet ver van het pontje bij Akersloot wordt de auto op het afgesproken tijdstip overgedragen.
Jan Bonekamp, Joop Jongh, Mijndert van der Horst, Alie Hollander en Jan Brasser stappen in de auto. Jan Bonekamp moet rijden. Jan Brasser: “Die was nijdig: ‘Nou kunnen we die mensenjager eindelijk nemen en nou moet ik achter dat rotstuur zitten!’ Maar Jan was gewoon de beste chauffeur, dus hij moest sturen.”
Ze rijden naar Velsen-Noord en parkeren de auto in de Burgemeester Weertstraat, met de neus naar de Wijkerstraatweg. Naast Jan Bonekamp zitten in de auto de drie schutters: Joop Jongh, Jan Brasser en Mijndert van der Horst.
Joop Jongh draagt een Duits uniform om kijklustige omstanders op afstand te houden. Dat werkt, want als de auto benaderd wordt en ze het beslagen raam naar beneden draaien, verdwijnt de nieuwsgierigheid als sneeuw voor de zon.
Alie Hollander staat op de Wijkerstraatweg op de uitkijk, niet ver van de pont. Als teken dat Ritman eraan komt zal ze de Burgemeester Weertstraat inlopen en zich meteen daarna uit de voeten maken. Rond zes uur ‘s avonds komt Alie dan eindelijk de straat ingelopen. Jan Brasser: “Jan Bonekamp startte de auto meteen. Hij kende Ritman wel. ‘Dat is ‘m, daar gaat ie!’ Wij met de auto er achteraan.”
Ritman, op de fiets, draagt een lange zwarte jas en is vergezeld van zijn hond. Bonekamp stuurt om het andere verkeer heen en dan, door drie man tegelijk, wordt Ritman met 9 kogels in de rug neergeschoten. Ter hoogte van de Corverslaan stort hij neer. Hij is niet op slag dood en geeft aan een omstander nog het nummer van de valse kentekenplaat door.
‘s Avonds gaat Jan Brasser naar de familie Hollander in Limmen. Hij komt er om de nacht door te brengen in een schuurtje op het land, omdat hij die nacht een aanslag zal plegen op het spoor. Als hij het erf op rijdt komt Alie naar buiten gerend en zegt fluisterend tegen Jan: “Het was goed hoor! Ik ben nog effe naar ‘m toe geweest, maar hij gaf geen kik meer!”
Als vergelding voor deze en drie andere aanslagen hield de bezetter op 16 april een razzia in Beverwijk, waarbij 486 mannen werden opgepakt. Zij werden naar kamp Amersfoort gestuurd en de meesten daarna doorgestuurd naar andere kampen. 149 van hen overleefden de oorlog niet.
Bronnen:
- Jan Brasser / Otto Kraan, Witte Ko. Herinneringen uit het gewapend verzet
- Eric Schaap, Korte Metten. De Zaanse liquidaties (1940-1945)
- Daan Stapper, ’n greep… uit het leven van Sina & Daan
- Bas von Benda-Beckmann, De Velser Affaire. Een omstreden oorlogsgeschiedenis